In navolging van de eerste Grand Prix, die gereden werd in Frankrijk, in 1906, werden er in heel Europa verschillende wedstrijden gehouden. Het was de Italiaan Antonio Brivio, die een voorstel indiende om deze verschillende wedstrijden als één serie te bekijken. De coureur die over deze races het meeste aantal punten wist te verzamelen zou de ‘World Championship Trophey’ mogen ontvangen.
Na heel wat onderhandelingen werd het voorstel uiteindelijk goedgekeurd op een bijeenkomst van de FIA (Fédération Internationale de L’Automobile) Dat gebeurde in 1949.
Er werd beslist dat in 1950 de volgende races op de kalender zouden staan: Groot-Brittannië, Monaco, Zwitserland, België, Frankrijk en Italië. Ook Argentinië, Nederland en Spanje hadden graag deel uitgemaakt van de serie, maar de FIA besloot dat zes Grand Prix’ meer dan voldoende waren om in het eerste proefjaar de wereldkampioen bij de coureurs aan te duiden.
In de Verenigde Staten was men echter niet tevreden. Men zou een wereldkampioen autoracen aanduiden zonder dat er ook maar één race op hun continent zou gereden worden. Men eiste dat er een race op hun grondgebied zou plaatsvinden. Het werd uiteindelijk de befaamde '500 mijl van Indianapolis'. Er werd overeengekomen dat de Europese rijders zich konden inschrijven voor dit evenement en dat ze mochten meerijden op voorwaarde dat ze zich konden kwalificeren voor de race. Ook konden Amerikaanse rijders zich inschrijven voor de Europese Grand Prix’.
Nadat deze regel goedgekeurd werd, stond niets meer de geboorte van het 'wereldkampioenschap Formule 1'nog in de weg. Vanaf dat moment werden er aan de rijders punten gegeven op basis van hun plaats aan de finish van iedere Grand Prix. In de beginjaren kreeg de winnaar 8 punten. De volgende plaatsen werden beloond met 6, 4, 3 en 2 punten. De coureur die de snelste raceronde achter zijn naam had staan kreeg daar één extra punt voor. Voor het eindklassement telden alleen de beste vier resultaten. De lengte van de race was minimum 300 km of minstens drie uur. De motor die gebruikt mocht worden had een inhoud van maximum 4500cc (atmosferisch) of 1500cc (met compressor). Coureurs konden hun wagen tijdens de race delen met andere coureurs. Aan het einde moesten de behaalde punten dan ook gedeeld worden.
Veel leesplezier
Jos Van Aken - Autosport-geschiedenis.be